Lijndikte bij het vliegvissen

Bert Voster van Poseidon Flyfishing schreef een interessant artikel dat we jullie niet wilde onthouden. Dit artikel gaat over de lijndikte.
Bron: https://www.poseidonflyfishing.nl/ 

Het X-systeem of mm?

Iedere vliegvisser komt het tegen, op spoeltjes onderlijnmateriaal, nylon of fluorocarbon: een X-maataanduiding, bijvoorbeeld ‘5X’ of ‘3X’. Dit is de Amerikaanse standaard voor het aangeven van de dikte van het materiaal.

Die werkt anders dan wij in Europa gewend zijn. Op ‘onze’ spoeltjes staat een maat op in (honderdste) mm. In dit artikel leg ik de verschillen uit, want er blijken best wat misverstanden over te bestaan.

Om te beginnen is het goed je te realiseren dat de dikte aanduidingen vaak veel meer nauwkeurigheid suggereren dan in de productie mogelijk is. Nylon en fluorocarbon vislijn kan eenvoudigweg niet exact op de honderdste, laat staan duizendste mm geproduceerd worden. Aanduidingen als ‘0,102 mm’ moeten we dus met een flinke korrel zout nemen. Die derde decimaal is beslist niet relevant. In het artikel zal ik die wel gebruiken, maar slechts rekenkundig, als omrekening van de (duizendste) inches waarop de X-maten zijn gebaseerd.

De aanduidingen (in mm of X-maat) geven allebei een dikte-bereik aan en geen absolute maat. Het verschil is dat de EU manier het midden van het dikte-bereik aangeeft en de Amerikaanse manier de onderkant.

In de EU, zeker na invoering van het EFTTA Line Charter, wordt idealiter de ‘werkelijke’ dikte vermeld op een spoel tippet materiaal. Bijvoorbeeld 0,12 mm. Volgens de geldende normen van het Line Charter mag dit – zowel naar boven als naar beneden – met maximaal 10% afwijken.

0,12 mm moet dus vallen binnen de grenzen 0,108 en 0,132 mm. Deze afwijking is toegestaan vanwege de beperkingen in de productie. Als er dus 0,12 mm op de spoel staat, dan kan er evengoed 0,13 mm op zitten als 0,11 mm, Nogal een verschil! Gaan we dikker, dan worden de marges nog groter: 0,30 mm mag 0,33 of 0,27 zijn. Een bereik van 0,06 mm… Maar dus volgens de EFTTA normen volkomen correct en toelaatbaar.

In het Amerikaanse X-systeem wordt het materiaal opgemeten en geclassificeerd als een X-maat. 5X, 6X , 7X etc. zijn eveneens aanduidingen van een dikte-bereik (op basis van inch maten; 1 inch = 25,4 mm).

Alleen vermelden de Amerikanen de onderkant van het bereik en wij (in het ideale geval) het midden.

Als voorbeeld, de ondergrens voor 7X is 0.004 inch (omgerekend 0,102 mm). De ondergrens voor 6X is 0.005 inch (0,127 mm). Alles wat tussen die grenzen valt (dus alles vanaf 0,004 en dunner dan 0,005 inch) wordt geclassificeerd als 7X. Zit het tussen 0.005 en 0.006 inch, dan wordt het 6X, enzovoorts.

Dit werkt wezenlijk anders uit dan de EU maten in mm. De illustratie hiernaast laat dat duidelijk zien: bij elke maataanduiding, links de Europese in mm, rechts de Amerikaanse in X, is de bijbehorende maximaal toegestane afwijking (het bereik) weergegeven.

Met andere woorden, Amerikanen geven de minimum gegarandeerde dikte aan. Dat zit dus net iets anders dan bij ons Europese systeem. Het toegestane verschil lijkt dan soms bij nameten groter dan bij de Europese manier. Maar dat klopt dus niet. Want we zien dat de toegestane tolerantie bij VS maten een constante is, bij EU maten een percentage. Bij producten die de Amerikaanse X-maatvoering volgen zit er in met name in de dunnere maten iets meer tolerantie dan in de Europese. Maar veel scheelt het niet. Al vanaf 0,14 mm (wat in het 6X bereik valt) laat het Europese systeem in principe zelfs meer tolerantie toe dan het X-systeem. De afbeelding hierboven laat dat duidelijk zien, het schema hieronder ook.

EU: mm minimaal maximaal afwijking VS: X-maat minimaal maximaal afwijking
0,10 0,09 0,11 0,020 7X 0,102 0,126 0,024
0,12 0,108 0,132 0,024 6X 0,127 0,151 0,024
0,14 0,126 0,154 0,028 5X 0,152 0,177 0,025
0,16 0,144 0,176 0,032 4X 0,178 0,202 0,024
0,18 0,162 0,198 0,036 3X 0,203 0,228 0,025
0,20 0,18 0,22 0,040 2X 0,229 0,253 0,024

Neem bijvoorbeeld 0,20 mm of  3X.

De ondergrens voor 3X is in mm omgerekend 0,203; dat is het getal op het spoeltje. De bovengrens is 0,228 mm. Want 0,229 mm of dikker heet het namelijk 2X (of meer). De toegestane variatie is dus 0,025 mm – net als bij elke X-maat.

Bij 0,20 mm in het Europese systeem mag een lijn 0,18 of 0,22 mm zijn. Een verschil van 0,04 mm. Dat is 60% meer toegestane afwijking dan bij de Amerikaanse 3X…

Vergelijk het met de andere manier waarop in de verschillende continenten het formaat van een vis aangegeven wordt: in de VS in gewicht, hier in lengte.

Geen van de benaderingen is goed of fout, ze zijn gewoon anders. Maar het helpt als je weet hoe het zit, en dat weet je nu! Jou maken ze niks meer wijs…

NB: Wat we vaak zien, zowel bij de Europese als bij de Amerikaanse lijnmerken, is dat de bovengrens van het toegestane bereik wordt opgezocht. Vrijwel altijd is bij nameten een lijn wat dikker dan op het label. Want de trekkracht is natuurlijk ook een factor die wij als vliegvissers belangrijk vinden, en iets dikker is natuurlijk iets sterker. Logisch. Begrijpelijk. Maar trekkracht, da’s weer een ander verhaal…